Kamp Erika

De meivakantie bracht ik door in Giethmen, een plaatsje dat 4 km van Ommen, het stadje waar ik opgroeide. De herinneringen aan de 2e Wereldoorlog waren ook in Ommen, toen ik daar opgroeide, al aanwezig. Over bepaalde families werd geroddeld, die waren fout in de oorlog. Ook was er iets met een kamp Erika in de bossen ergens tussen kasteel Eerde en vakantiepark de Besthemerberg.
Wat voor kamp dat precies was, wist ik eigenlijk ook niet. Het was geen kamp met Joodse gevangenen, maar Nederlandse, dat wist ik wel, maar wat die Nederlanders dan hadden gedaan wist ik niet. De vraagtekens spookten rond in mijn hoofd want als ik ging wandelen in die buurt, zag ik nergens sporen van het kamp. Ook waren er verhalen over een zekere goeroe Krishnamurti, die voordat het kamp Erika ging heten, daar gewoond had en waar mensen van over de hele wereld naartoe kwamen. Een rare flapdrol, werd hij genoemd, door de Ommers.

Rondom 4 en 5 mei ben ik altijd met de oorlog bezig. Ik zoek dan naar boeken, bronnen die me daar iets over vertellen. Dit jaar heb ik verschillende boeken gelezen.
Het meeste indruk maakt het boek dat ik nu aan het lezen ben: “Kamp Erika; het oorlogsverhaal van mijn opa en het Nederlandse kamp dat verzwegen werd.”  Lees verder →

Als er van alles tegelijk gebeurt en je bang bent. Pasen 2023.


Het bestaan is kwetsbaar. Dat weet de Regenboogprins al heel lang. Er kan van alles misgaan. En op het moment dat dat gebeurt, krijg je twee dingen: overlevingskansen en angsten. Als het lukt om te blijven leven, blijft de angst bij je.

Als er spannende nieuwe wegen bewandeld moeten worden zal de angst roepen:’ Niet doen! Gevaarlijk! Misschien gaat er iets mis!’ Als er iets mis gaat roept de angst: ‘let op: er gaan nog veel ergere dingen gebeuren!’
De Regenboogprins is bezig met een snuffelstage. Dat is volledig nieuw en superspannend. Omdat we zijn stage zowel uitdagend als veilig hebben gemaakt, geniet hij er ook van en bouwt hij stapje voor stapje zelfvertrouwen op.

Dan: goede vrijdag 2023; om 10.00 voel ik me wat ziek. Voor de zekerheid doe ik even een Corona test terwijl de Regenboogprins samen met zijn stagebegeleider via whatsapp videobellen de afgelopen week bespreekt en plannen maakt voor de komende week. Ik denk dat ik griep heb, ik heb tenslotte nog nooit positief  getest. Maar een kwartiertje later staat er toch plotseling een klein streepje bij de T. Ik heb Corona. De Regenboogprins ziet het streepje ook. Hij kijkt mij aan. Hij verstijft. Lees verder →

Rood is ja (boek van Sara Kroos)

Ik kende haar eigenlijk alleen van de Lama’s. Zelf zegt ze over die tijd dat mensen haar de slechtste lama vonden. En verder ben ik niet heel erg van het cabaret dus ik leerde ook niet meer van haar kennen, tot nu toe dan.

Het boek ‘Rood is ja!’ kwam telkens naar voren in mijn mogelijk te lezen en te luisteren boekenlijstje voor Storytel. En de reacties op het boek maakten dat ik besloot om het te gaan luisteren. ‘Rood is ja’ is een indrukwekkend boek. Pijnlijk en rauw en goed geschreven. Sara beschrijft hoe het seksueel misbruik in haar jeugd, zich voortzette in de kliniek waar ze was opgenomen, onder het mom van een ‘relatie met de therapeute die haar behandelde’ en hoe ze uiteindelijk zieker de kliniek verliet dan ze er in ging.
Ook beschrijft ze hoe haar vrouw en haar vrienden haar onvoorwaardelijk steunen en steunden en hoe zij hoe dan ook in het leven wil staan. Als echtgenote, als moeder, als mens.
Deze beide thema’s raakten me. Het gedraai van de kliniek en de macht die de instelling tot in de rechtbank leek te hebben maakte me verdrietig. Ik weet dat waar verschillende belangen zijn, macht al gauw een rol gaat spelen. Lees verder →

Een onverwachte verbinding (naar aanleiding van werk van Patricia Piccinini)

‘ Met haar bijna levensechte, vervreemdende sculpturen onderzoekt Piccinini of het mogelijk is om mens, natuur en technologie in harmonie te laten bestaan. Haar sprookjesachtige wezens ontroeren en roepen empathie op voor ‘het andere’. Piccinini maakt met haar kunst een voorstelling van een mogelijke gedeelde toekomst en stelt vragen als: wat betekent het om mens te zijn? (Beschrijving Kunsthal)

Een paar jaar geleden zag ik bij een andere tentoonstelling in de Kunsthal voor het eerst werk van Patricia Piccinini. Het raakte me direct. Haar enigszins vervreemdende figuren fascineerden me mateloos. Deze keer was de hele ruimte gevuld met haar werk. Samen met de Regenboogprins dwaalde ik langs de wezens die soms wat monsterlijk oogden, maar me vervolgens direct ontwapenden doordat ze jongen, of babies bij zich hadden, of doordat ze elkaar vriendschappelijk en liefdevol omhelsden. ‘Ik heb lief!’ Het leek alsof ieder beeld afzonderlijk dat aan me vertelde. ‘Ik heb lief, en jij?’  Bij een beeld van een jongetje met enorme  klauwen die hij vriendschappelijk om een peuter heen had geslagen stond een Pauw. Piccinini zei daarover dat dieren vaak helemaal niet praktisch eruit zagen. De prachtige staart van een Pauw kan overal tussenkomen. Toch pronkt het dier ermee als geen ander.  ‘Waarom moet de mens er dan zo praktisch mogelijk uitzien?’ Zo vraagt de kunstenares zich af. Haar creaties zijn inderdaad vaak niet zo praktisch. Misschien is dat het ook wel wat me raakt. Figuren die verre van perfect zijn, grote koppen, kromme benen, behaarde lijven, ze zijn allemaal aanwezig op de tentoonstelling.

Lees verder →

Where the streets have no name (40 dagen tijd)

Het is de 40 dagen- tijd. De tijd dat mensen uit de christelijke tradities toeleven naar Pasen. Een tijd van bezinning. Ik doe er het ene jaar meer mee dan het andere. Vandaag kwam ik iets tegen wat ik een hoopvolle gedachte vond. De keuze voor de kracht van de poëzie boven die van het kapitaal.

Ik lees het boek Surrender van Bono. Één van mijn favoriete nummer is al jaren ‘Where the streets have no name’. Ik herinner me de clip, waar U2 ergens op een dak in een grote stad het nummer speelt, en je als kijker ziet hoe het wandelend en winkelend publiek het plotseling in de gaten krijgt en toestroomt via de straten om dat dak heen. Magisch vond ik dat altijd.
Ik kon de clip wel blijven bekijken.

In het boek schrijft Bono hoe de titel in zijn hoofd opkwam. Dat was tijdens een maand vrijwilligerswerk in Ethiopië tijdens de grote hongersnood daar.

”The city’s a flood, and our love turns to rust.
We’re beaten and blown by the wind
We labour and lust
Your word is a whisper
In the hurricane
Where the streets have no name.”

Bono schrijft dat nog altijd als de band dat nummer speelt, het  is alsof God door de zaal loopt.  15 jaar na het schrijven van dat nummer biedt een autoproducent 23.000.000 dollar aan om het nummer te gebruiken in een autoreclame. Een belachelijk bedrag om af te slaan.

Toch deden ze dat. En grappig genoeg niet om een principiële reden, maar een poëtische. Een vriend zei namelijk: ‘Jullie kunnen die deal natuurlijk sluiten, maar dan moet je er wel op rekenen dat de mensen op dat moment dat ‘God door de zaal loopt’ zullen zeggen ‘Hé, ze spelen dat nummer van die autoreclame’.

Ik vond het een fantastisch voorbeeld over de kracht van verbeelding (en over hoe je die verbeelding in stand kan laten, of veranderen).  Een hoopvol voorbeeld waarin geld het niet wint van de poëzie.