Vond je mij streng?

Nadat mijn vader overleed liet hij een kamer vol spullen achter. Iedere keer als ik bij mijn moeder thuiskom, ga ik op zoek in die kamer. Ik snuffel in doosjes, in zijn bureau, in zijn boekenkast. Afgelopen weekend vond ik tussen zijn boeken een cadeautje dat ik hem jaren geleden had gegeven. Het boek: ‘Pap, vertel eens’ ! Een boek vol vragen die ouders kunnen beantwoorden voor hun kinderen. Het was dus eigenlijk een cadeautje voor mij, dat ik hem gaf.

Ik herinner me dat ik af en toe mijn vader vroeg of hij er al iets in had geschreven. Hij keek dan weg en mompelde iets als  ‘lastig’ en ‘weet niet zoveel meer’. Dus toen ik het vond,  verwachtte ik dat het leeg zou zijn. Maar dat was niet zo. Ik sloeg het boek open en daar stond in zijn nette handschrift een voorwoord, gericht aan mij en mijn zusje. En zeker de helft van het boek had hij gevuld. Veel van wat hij schreef had ik al gelezen in zijn dagboeken maar er stonden ook nieuwe antwoorden in, en mooier nog, alles was echt geschreven. In zijn nette handschrift.

Blij stopte ik het boek in mijn tas en nam het mee naar huis samen met zijn oude verrekijker, zijn panfluit die hij 3 keer gebruikt heeft en wat boeken over de kustvaart in de tijd dat mijn vader op zee voer.

Thuis kroop ik op de bank met het boek en las. Toen kwam ik bij het laatste stukje dat hij in het boek had geschreven. En daar gebeurde iets vreemds. De vraag luidde; wat vond jij het lastigst aan opvoeden? Mijn vader antwoordde daarop: ‘dat weet ik niet. Ik weet niet eens of ik een goed opvoeder was. Vond je mij streng?’

Ik staarde naar de zinnen. Stond daar werkelijk een vraag? Een echte vraag aan mij?

Ik dacht terug aan de dag dat ik met hem naar het zeevaartmuseum in Amsterdam ging. Daar hadden we een gesprek over een contact dat hij lastig vond. Ik zei daarop tegen hem dat het niet lastig hoefde te zijn. Gewoon een vraag stellen zou helpen. Mijn vader keek daarop treurig voor zich uit en zei: ‘ Nee dat kan ik niet. Ik ben geen vragensteller.’ Ik vond het raar en probeerde hem een paar tips te geven. Wie, wat, waar, hoe etc. Je kent het rijtje. Maar mijn vader was niet te overtuigen. Hij was geen man van vragen. Daar was niets aan te doen.

En nu lees ik, 18 dagen na zijn dood, deze vraag: ‘Vond jij mij streng?’  Een echte vraag dus. Had hij dat niet net iets  eerder kunnen vragen? Dan had ik hem daar antwoord op kunnen geven.

Lieve papa,

Je was een allerliefste, betrokken, aardige en zorgzame vader. In mijn pubertijd vond ik je soms hoogstens hopeloos ouderwets en de dingen waarin jij toe streng probeerde te zijn, vond ik onzin (sorry daarvoor en ook,  ik vind het nog steeds) en zag ik als een generatiekloof. Voor de rest was je nooit streng. Je had wel een duidelijke eigen mening die je ook met mij besprak en soms spuwden je ogen vuur als ik door bleef discussiëren als jij er mee klaar was (een vraag stellen had toen ook kunnen helpen). Ik kreeg dan wel eens een boze schreeuw naar mijn hoofd en bond in. Prima dus. En als opvoeden betekent dat je kind opgroeit tot een emotioneel gezonde volwassene, denk ik dat het gelukt is en dat je het best goed hebt gedaan.
Geen idee of je het nog kan ontvangen en lezen, maar bij deze dus je antwoord! En zie je nou wel dat je best een vraag kunt stellen?

 

Papa dementeert.

‘We zaten een tijdje op zijn kamer en spraken over schepen. Hij vertelt me dat hij drie ruimtes heeft waarin hij kan leven. Ik knikte instemmend. Zijn kamer, de douche en de huiskamer van de groep natuurlijk. Maar een minuut later zegt hij; ‘Het duurt wel lang voor we vertrekken!’ Ik realiseerde me dat de drie ruimtes niet in het verzorgingshuis waren, maar op het schip waar hij zich waande,’

Dit vertelde mijn lief toen hij even bij mijn vader op bezoek was geweest. Mijn vader is gedesoriënteerd in de tijd en ook in zijn omgeving. Regelmatig vindt een verzorgende hem s nachts aangekleed op het bankje voor in de hal van zijn groep. Als hij zijn appartement verlaat weet hij niet meer waar hij naartoe moet, ook al is de huiskamer 10 stappen van zijn appartement vandaan.
Iedere dag lees ik de rapportages en zie dat men het zorgplan aanpast, waarbij hij steeds meer assistentie krijgt. Vaak denk ik aan de woorden van Henri Nouwen; het laatste stuk van je leven moet je aanvaarden dat je weer afhankelijk wordt van anderen. Lees verder →

Papa

Sinds een jaar ben ik bijna wekelijks bij mijn ouders. Mijn vader dementeert, net zoals vele ouderen in Nederland. Af en toe heb ik momenten die ik wil opschrijven en delen.

We rijden naar het ziekenhuis. Zoals mijn moeder me instrueerde zet ik hem vlak voor het ziekenhuis op een bankje om even op me te wachten en parkeer de auto op de invalidenparkeerplaats. Dan haal ik een rolstoel uit de gang en rijd hem naar de afdeling cardiologie, waar hij voor controle heen moet. Ik heb een zeldzaam moment alleen met mijn vader.
Mijn vader, inmiddels nog 1.60 m, hij zal zo’n 8 centimeter gekrompen zijn de laatste jaren. Tot enkele jaren geleden, nam hij me nog altijd in zijn armen en knuffelde me fijn. Ik hield daarvan. Dat ik kon voelen dat hij blij was me te zien. ‘Ik ben trots op jou’ zo vaak heeft hij dat gezegd als hij kwam kijken bij een voorstelling, of een lezing of boekpresentatie. Zijn liefde heb ik altijd gevoeld en ik ben er zo dankbaar voor. Ik keek altijd graag naar zijn gezicht. Goedlachs, maar ook woedend of aarzelend. Ik kon gewoon lezen wat hij ergens van vond en dat was fijn. Lees verder →

Huilen als een volwassene

Zevenentachtig jaar is hij geworden vandaag. Mijn lieve oude vader. Nog twee jaar en dan is hij zijn langstlevende oude zuster gepasseerd. Hij had niet gedacht dat hij zo ver zou komen. De laatste maand gaat hij iedere dag met de taxi naar het ziekenhuis voor een bestraling. ‘Heel ontspannen’ noemt hij het. ‘Nergens last van’.  Lees verder →